Je plek in het familiesysteem

De Fontein – vind je plek.

Bert HendriksBoekreview

Geef je ouders maar de ‘schuld’: als ik maar hard werk, niet klaag, kwaliteit lever, door iedereen aardig gevonden wordt, sterk ben, doorzet en niet zeur, ziet de wereld (mijn ouders) wel dat ik het waard ben.

Auteur: Els van Steijn

Boekreview door Bert Hendriks

In mijn coachingspraktijk gaat het gesprek met mijn coachees, jong of ouder, nogal eens over rol van de ouders. Vaak blijkt dat de ouderboodschappen[1] die we bewust of onbewust hebben meegekregen, in meer of mindere mate hun invloed in het hier en nu nog doen gelden. Je kwam thuis met een 6 als rapportcijfer en je ouders zeiden dat jij wel een 8 kon halen. Een moeder die niet zo goed voor haar gezin kon zorgen, waarop jij als kind al op vroege leeftijd zorgtaken moest gaan invullen. Een vader die je nooit een compliment gaf, waardoor jij alleen maar beter je best bent ging doen om gezien te worden en je gewaardeerd te voelen.  

Els van Steijn heeft in haar boek De Fontein ontzettend mooi beschreven hoe ouders je opvoeden en welke invloed dat op jou als kind heeft. Hoe jouw ouders onbewust en onbedoeld dat wat zij tekort zijn gekomen, bij jou als kind zijn gaan halen. Als dat gebeurt, en dat is de rode draad in het boek, ben je als kind opgestegen uit jouw ‘bak’ en ben je boven je ouders komen te staan. Dan kan de energie (fontein) niet meer stromen, met alle consequenties van dien. 

Van Steijn schrijft dat ouders het positieve en negatieve meegeven, dat ze voorhanden hebben. Ze geven je verzorging, liefde, warmte, aanraking, troost en steun in welke vorm dan ook. En tegelijkertijd kunnen ze verdriet bij zich dragen van bijvoorbeeld het vroegtijdig overlijden van hun ouders, kunnen ze een verslaving hebben, kan er sprake zijn van agressiviteit in hun opvoeding of een zware godsdienstelijke overtuiging, moest je al vroeg de zorg voor je broertjes of zusjes overnemen, of werd je jongere broer op een voetstuk gezet en was jij nooit goed genoeg. Ze storten alles naar beneden, vaak zonder dat zij zich daar bewust van zijn. 

Tot slot geven ouders ook door wat ze niet kunnen geven en wat je wellicht zo graag had ontvangen: individuele aandacht, een stevige knuffel, steun, geld, intellectuele bagage, het kunnen uiten van gevoel.

Mijn coachees die op enig moment hierover in gesprek gaan met hun ouders, komen er vaak achter dat ouders zich veelal niet bewust zijn van de uitwerking van hun gedrag of de situatie. 

Je bent bijvoorbeeld gaan leven: als ik maar hard werk, niet klaag, kwaliteit lever, door iedereen aardig gevonden wordt, sterk ben, doorzet en niet zeur, ziet de wereld wel dat ik het waard ben. Je bent waarschijnlijk extreem goed geworden in die dingen, omdat het nodig was om dat gedrag te vertonen. Die behoeftes afwijzen of negeren is hetzelfde als het onder water houden van een bal. Hoe harder jij nee zegt tegen hetgeen je in jezelf afwijst, hoe sterker hetgeen je afwijst terugkaatst en zich manifesteert. En de eerste signalen voel je in je lichaam. Je lichaam gaat protesteren.  

In mijn praktijk, net zoals Van Steijn die in haar boek beschrijft, spreek ik coachees die worstelen met blokkades die hun oorsprong vinden in de opvoeding en hoe men zich daartoe is gaan verhouden. Niet vervulde behoeftes van het kind, die we, nu als volwassene, alsnog verwachten van partner, manager, baas, vriend of collega. Het boek is al veel coachees in mijn praktijk behulpzaam geweest bij het leren zien en ontdekken dat je, om te groeien, je ook schuldig moet maken. Je zult fouten maken, domme dingen doen, op iemands tenen staan en ruimte innemen die een ander ook zo graag had gewild. Het is volgens Van Steijn de ijdele hoop van het lieve-brave-meisje-jongetje-syndroom dat deze dynamiek voorkomen kan worden. Het andere uiterste daarvan is je schuld nemen, de verantwoordelijkheid nemen voor jouw eigen leven en niet dat van een ander, behalve dat van je eigen kinderen.  En dat is lastig, want als jij voor jezelf kiest terwijl je weet dat andere mensen om wie je geeft ongelukkig zijn of het zwaar hebben, is het moeilijk om je eigen geluk te nemen.

Els van Steijn begint haar boek met een prachtig illustrerend verhaal, dat inzicht geeft in hoe we de waardering van onszelf zien door de ogen van anderen. 

Een jongen van negen jaar vraagt aan zijn vader: ‘Wat moet ik doen om gelukkig te zijn?’ Zijn vader zegt: ‘Kom, pak je rugzak en de ezel. We gaan vier dagen op reis.’ Op dag één zit de zoon met zijn rugzak op de ezel. De vader loopt naast hen met zijn eigen rugzak op zijn rug. De mensen die hen voorbij zien komen, zeggen tegen elkaar: ‘Wat heeft die zoon een gebrek aan respect voor zijn vader. Zo klein is hij niet meer en hij gaat op de ezel zitten, terwijl zijn vader de jongste niet meer is; belachelijk.’ Op dag twee zit de vader met de rugzak op de ezel en loopt de zoon er rustig naast. Wederom wordt er over hen gesproken. ’Wat een ontaarde vader, hij vindt zijn comfort en gerief belangrijker dan dat van zijn zoon. Bovendien is de vader nog niet zo oud en het zoontje is nog maar een klein ventje.’ Op dag drie gaan zowel zoon als vader met bepakking op de ezel zitten. ‘Wat een egoïsten en dierenbeulen! Hoe kunnen ze dat doen? Dat zouden wij nooit doen.’ Op dag vier loopt zowel de vader als de zoon met bagage naast de ezel. En weer praten de mensen over hen: ‘Die twee snappen de essentie van een ezel niet. Wat een stelletje idioten dat ze geen gebruikmaken van de ezel.’ Bij thuiskomst vraagt de vader aan de zoon: ‘Heb je een antwoord op je vraag gekregen?’ De zoon knikt instemmend. 

Om geluk te ervaren is het belangrijk dat jij voor jezelf bepaalt wat dat is, ongeacht wat je van je ouders hebt meegekregen en wat een ander daarvan vindt. Iedereen heeft immers wel ergens een mening over. Je bewust worden van die ouderboodschappen, stelt je in staat ze los te laten en geeft je de ruimte om je eigen keuzes maken.  


[1] Ouderboodschappen voorbeelden: ‘Als ik huil, komt mama om mij te helpen, dus als ik wat nodig heb dan laat ik dat merken’ of ‘Als ik huil dan komt er toch niemand, dus ik kan maar beter zo min mogelijk huilen om mijn energie te sparen.’ Of ‘Als ik huil wordt mama meestal boos, ik kan het dus maar beter niet laten zien als ik verdrietig ben.’

Share this Post